Uitspraak
18.1116 ANW
OVERWEGINGEN
15 juli 2016/26 juli 2016 de arbeidsdeskundige van het Uwv de klachten van appellante, haar beperkingen en de geschiktheid van de functies voor appellante met de verzekeringsarts heeft besproken.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, na het overlijden van haar echtgenoot op 12 april 2016, op 10 mei 2016 een nabestaandenuitkering aangevraagd, omdat zij zich meer dan 45% arbeidsongeschikt achtte. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft op verzoek van het Uwv medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op basis van de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige heeft het Uwv de Svb geadviseerd om appellante niet als arbeidsongeschikt te beschouwen. De Svb heeft vervolgens op 17 augustus 2016 geweigerd om de nabestaandenuitkering toe te kennen, omdat appellante minder dan 45% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd door de Svb in een later besluit van 15 maart 2017 bevestigd.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor een ANW-uitkering. De rechtbank stelde vast dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 juli 2016 correct was en dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat de belastbaarheid van appellante onvolledig was vertaald.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen als gevolg van klachten aan de luchtwegen zijn onderschat en dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen niet passend zijn. De Svb heeft verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad oordeelde dat de FML voldoende rekening houdt met de beperkingen van appellante en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn.