ECLI:NL:CRVB:2019:1686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van verzekeringseisen ANW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had aangevraagd na het overlijden van zijn echtgenote in 2012. De echtgenote was ten tijde van haar overlijden niet verzekerd voor de ANW, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant, woonachtig in Servië, voerde in hoger beroep aan dat andere personen in vergelijkbare situaties wel een uitkering uit andere EU-lidstaten ontvangen en dat het verdrag tussen Nederland en Joegoslavië onduidelijk zou zijn. Hij stelde ook dat hij een overlijdensuitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had ontvangen, maar dat hij hierover meer opheldering wilde.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de echtgenote van appellant ten tijde van haar overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Volgens de ANW is iemand verzekerd als hij ingezetene is of als hij in Nederland werkt en aan de loonbelasting is onderworpen. Aangezien de echtgenote van appellant in Servië woonde en niet meer in Nederland werkte, voldeed zij niet aan deze voorwaarden. De Raad concludeerde dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.