ECLI:NL:CRVB:2019:1659

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
18/119 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens gebrek aan woonplaats in gemeente Rijswijk

Op 14 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellante die een aanvraag om bijstand had ingediend. De aanvraag, gedateerd op 23 maart 2017 met een gewenste ingangsdatum van 16 december 2016, werd door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk afgewezen. Het college stelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij woonplaats had in de gemeente Rijswijk. Deze afwijzing werd gehandhaafd na bezwaar op 5 juli 2017.

De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond in haar uitspraak van 11 januari 2018. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende onderbouwing boden voor het standpunt van het college. Dit werd ondersteund door verklaringen van de wijkagent en buurtbewoners, die bevestigden dat appellante in de relevante periodes geen woonplaats had in Rijswijk. Appellante had verklaard dat haar sociale netwerk zich in een andere gemeente bevond, waar zij ook betalingen had verricht.

In hoger beroep herhaalde appellante grotendeels de argumenten die zij eerder had aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank in haar eerdere uitspraak gemotiveerd op deze gronden was ingegaan en dat appellante geen nieuwe redenen had aangedragen die de weerlegging van haar argumenten onjuist of onvolledig maakten. De Raad bevestigde daarom de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

18.1169 PW-PV

Datum uitspraak: 14 mei 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 januari 2018, 17/5729 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk (college)
Zitting heeft: mr. J.T.H. Zimmerman
Griffier: D. Bakker
Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Drazenovic.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 12 april 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 5 juli 2017
(bestreden besluit), heeft het college een aanvraag om bijstand van appellante van
23 maart 2017 met als gewenste ingangsdatum 16 december 2016, afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij woonplaats heeft in de gemeente Rijswijk.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, samengevat, geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen een toereikende grondslag bieden voor het standpunt van het college dat appellante in de periodes van 16 januari 2017 tot en met 10 maart 2017 en van
23 maart 2017 tot en met 12 april 2017 geen woonplaats had in Rijswijk. Dit vindt steun in gemotiveerde verklaringen van de wijkagent en buurtbewoners. Daarbij heeft appellante verklaard dat zij haar sociale netwerk heeft in [gemeente] waar haar familie en kennissen wonen en heeft zij in die omgeving veel betalingen verricht. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat in de periodes van 16 december 2016 tot 16 januari 2017 en van 11 maart 2017 tot 23 maart 2017 bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom die gemotiveerde weerlegging van die gronden onjuist of onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) D. Bakker (getekend) J.T.H. Zimmerman