ECLI:NL:CRVB:2019:1574

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
18/1002 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bijstandsverlening op basis van de Participatiewet met betrekking tot bijzondere situaties

Op 23 april 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de bijstandsverlening op grond van de Participatiewet (PW). De zaak betreft appellanten die bijstand ontvingen naar de gehuwdennorm, maar waarbij de bijstand van de appellante op 31 maart 2017 werd gewijzigd naar 50% van de gehuwdennorm, omdat de appellant tijdelijk in Zuid-Afrika verbleef voor de zorg van zijn zieke moeder. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg handhaafde deze wijziging in de bijstandsverlening, en de appellanten gingen hiertegen in beroep.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die eerder had geoordeeld dat de appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat er sprake was van een zeer bijzondere situatie die een verhoging van de bijstand rechtvaardigde. De appellanten hadden in hoger beroep enkel verwezen naar eerder aangevoerde gronden zonder nieuwe onderbouwing te geven. De Raad oordeelde dat de appellanten hadden moeten onderbouwen dat de omstandigheden in hun situatie een verhoging van de bijstand rechtvaardigden, wat zij niet hadden gedaan. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt het belang van adequate onderbouwing in hoger beroep en de strikte toepassing van de regels omtrent bijstandsverlening onder de Participatiewet.

Uitspraak

18.1002 PW-PV

Datum uitspraak: 23 april 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 januari 2018, 17/5435 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Zitting hebben: A. Stehouwer als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: S.H.H. Slaats
Partijen zijn ter zitting niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de gehuwdennorm. Appellant verbleef in de periode van 31 maart 2017 tot 21 juli 2017 in Zuid-Afrika in verband met de zorg voor zijn zieke moeder. Op grond hiervan heeft het college de bijstand van appellante bij besluit van 21 april 2017, gehandhaafd bij besluit na bezwaar van 22 juni 2017 (bestreden besluit), met ingang van 31 maart 2017 gewijzigd van de gehuwdennorm naar 50% van de gehuwdennorm. Het college heeft geen aanleiding gezien om met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de PW de bijstand te verhogen. Op
21 juli 2017 is appellant weer teruggekeerd naar Nederland en ontvangen appellanten weer bijstand naar de gehuwdennorm.
De te beantwoorden vraag is of de rechtbank ten aanzien van de hier in geschil zijnde periode van 31 maart 2017 tot 21 juli 2017 terecht heeft geoordeeld dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake was van een zeer bijzondere situatie, waarin de bijstand van appellante met 20% verhoogd diende te worden. Appellanten hebben in hoger beroep volstaan met een verwijzing naar de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden. Hieruit is op te maken dat appellante in de hier voorliggende periode geen verhoging heeft ontvangen van het kindgebonden budget en dat zij niet in staat was om met 50% van de gehuwdennorm in de kosten van bestaan van haarzelf en haar vijf minderjarige kinderen te voorzien. Van appellanten had, gelet op de uitspraak van de aangevallen uitspraak, verwacht mogen worden dat zij hun gronden in hoger beroep zouden hebben onderbouwd met gegevens of schriftelijke stukken. Nu elke onderbouwing ontbreekt voor de herhaalde stelling van appellanten dat de aanwezigheid van een bijzondere situatie de verhoging van de bijstand van appellante rechtvaardigt, kan het hoger beroep niet slagen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.H.H. Slaats (getekend) A. Stehouwer