In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv werd gegrond verklaard. Appellant, die sinds 2006 met rugklachten kampt, betoogde dat de rechtbank het beginsel van 'equality of arms' heeft geschonden door geen deskundige te benoemen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen aanleiding is om een deskundige te benoemen, omdat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is verricht. De Raad bevestigt dat de verzekeringsarts de belastbaarheid van appellant correct heeft ingeschat en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) adequaat is aangepast op basis van de medische gegevens. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, omdat het Uwv met een aanvullend rapport het eerder geconstateerde gebrek heeft hersteld. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.