Uitspraak
17.3427 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot het vergoeden van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die sinds 30 december 2011 uitgevallen is voor zijn werk als schoonmaker/opruimer van gebouwen vanwege psychische klachten. Appellant heeft een hartoperatie ondergaan en heeft in de wachttijd een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Het Uwv heeft na een herbeoordeling op 2 november 2015 vastgesteld dat appellant met de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) in staat is om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. De WGA-uitkering is vervolgens per 3 februari 2016 beëindigd.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat zijn beperkingen niet goed zijn ingeschat.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en komt tot de conclusie dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht. De verzekeringsartsen hebben de lichamelijke en psychische klachten van appellant goed in kaart gebracht en de FML van 2 november 2015 is voldoende onderbouwd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellant, uitgaande van de vastgestelde belastbaarheid, in medisch opzicht geschikt is voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.