ECLI:NL:CRVB:2019:1288

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
18/1043 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) en beoordeling van oorlogsletsel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2019 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant, geboren in 1947, had in april 2017 een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). De aanvraag werd afgewezen door verweerder op 22 augustus 2017, omdat niet was aangetoond dat appellant in omstandigheden heeft verkeerd die onder de AOR vallen. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat hij schietpartijen heeft meegemaakt, maar kon geen concrete herinneringen of bewijsstukken overleggen die zijn claims ondersteunden. De neef van appellant bevestigde de beschietingen, maar ook zijn verklaring kon niet worden onderbouwd met bewijs uit de relatiedossiers of andere bronnen. De Raad heeft overwogen dat de verklaring van de neef niet voldoende was om aan te tonen dat appellant in de relevante omstandigheden heeft verkeerd. De Raad volgde het standpunt van verweerder en concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.1043 AOR

Datum uitspraak: 4 april 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 januari 2018, kenmerk BZ011148431 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. M.M.F. Starmans, advocaat, en [naam neef]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom‑van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1947, heeft in april 2017 verzocht om toekenningen op grond van de AOR.
1.2.
Bij besluit van 22 augustus 2017, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag afgewezen op de grond dat in onvoldoende mate is aangetoond of aannemelijk is gemaakt dat appellant in omstandigheden heeft verkeerd in de zin van de AOR.
2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
Op grond van artikel 1 van de AOR - zoals aangevuld bij Ordonnantie van 5 november 1945 (Ned. Ind. Stb. 1946, 118) - wordt onder oorlogsletsel verstaan, voor zover hier van belang:
het lichamelijk, dan wel geestelijk letsel, ziekte daaronder begrepen, hetwelk aan een persoon is overkomen
- als gevolg van een actie van de vijand, van enige handeling of nalatigheid van een onderdeel of lid van de weermacht of van de burgerlijke hulpdiensten in tijd van feitelijke oorlog, dan wel van maatregelen of omstandigheden welke met de oorlogsvoering onverbrekelijk samenhangen;
- gedurende internering, krijgsgevangenschap, gedwongen tewerkstelling, of gedurende gevangenschap, vooronderzoek dan wel aanhouding, als gevolg van verdenking wegens daden, welke gericht waren tegen de bevelen van het Japanse bezettingsleger en niet vallen onder het gewone strafrecht;
- in de periode vanaf 15 augustus 1945 (tot 13 januari 1954, zoals later is bepaald) als gevolg van tegen hem gerichte actie van de bedrijvers van de ongeregeldheden, welke na de capitulatie van Japan in Nederlands-Indië zijn ontstaan, dan wel als gevolg van de maatregelen tot herstel van de orde en rust genomen.
2.2.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat appellant in omstandigheden heeft verkeerd in de zin van de AOR.
2.3.
De Raad volgt verweerder in dat standpunt. Appellant heeft aan zijn aanvraag het meemaken van schietpartijen ten grondslag gelegd. Hij heeft zelf geen herinneringen aan die tijd, maar hij kampt met nachtmerries en angsten die volgens hem samenhangen met schietpartijen die hij onbewust heeft ervaren. De neef van appellant, [naam neef], bevestigt de beschietingen. Zo verklaart hij dat zich tegenover de woning aan de Boengoerweg een kazerne bevond. Zeker twee keer per week zouden peloppers geprobeerd hebben wapens te stelen; als zij betrapt werden ontstonden er beschietingen. De vrees bestond dat de gezinsleden zouden worden geraakt. In de relatiedossiers noch in het eigen dossier van de neef is een bevestiging gevonden van de door de neef genoemde wekelijkse beschietingen. Daarnaast heeft raadpleging van de koloniale kaart geen bevestiging opgeleverd dat aan de Boengoerweg sprake was van een kazerne of opslagplaats. In het licht van de overige gegevens kan de verklaring van de neef niet gelden als een bevestiging van de door hem gestelde beschietingen. Nu daarvoor de benodigde gegevens ontbreken kan niet worden geconcludeerd dat appellant in omstandigheden als bedoeld in de AOR heeft verkeerd. Dat in een ambtelijk advies ter voorbereiding van het besluit van 22 augustus 2017 is geadviseerd de beschietingen te aanvaarden als gebeurtenissen als bedoeld in de AOR maakt dat niet anders. Het betreft een ambtelijk advies; de daadwerkelijke beslissing is aan verweerder.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) J. Smolders

NW