ECLI:NL:CRVB:2019:1232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
16/2384 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens onvoldoende procesbelang in kinderbijslagzaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard. Appellant ontving kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet voor zijn zoon die in Marokko woont. De hoogte van de kinderbijslag was tussen 1 januari 2013 en 1 oktober 2014 aangepast aan het kostenniveau in Marokko, het zogenaamde woonlandbeginsel. Na een eerdere uitspraak van de Raad in 2014, heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) appellant laten weten dat hij vanaf 1 oktober 2014 recht heeft op kinderbijslag zonder toepassing van het woonlandbeginsel. Echter, de Svb weigerde de volledige kinderbijslag toe te kennen vanaf januari 2013, wat leidde tot het indienen van bezwaar door appellant. De Svb verklaarde het bezwaar ongegrond in een beslissing van 12 augustus 2015.

In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat hij recht heeft op de ontbrekende kinderbijslag vanaf het eerste kwartaal van 2013. De Svb heeft in een brief van 26 april 2018 laten weten dat appellant eind 2016 compensatie heeft ontvangen, die gelijkstaat aan het bedrag dat hij zou hebben ontvangen zonder het woonlandbeginsel. Dit was het gevolg van afspraken tussen Nederland en Marokko en gold voor alle kinderbijslaggerechtigden in Marokko.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak, aangezien hij de compensatie heeft ontvangen waar hij om had verzocht. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2019.

Uitspraak

16.2384 AKW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2016, 15/5693 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 28 februari 2019
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Met een brief van 26 april 2018 heeft de Svb, desgevraagd, twee nadere besluiten van 28 december 2016 ingezonden.
Met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Appellant ontvangt kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet voor zijn zoon [naam zoon] , die in Marokko woont. In de periode tussen 1 januari 2013 en 1 oktober 2014 was de hoogte daarvan aangepast aan het kostenniveau in Marokko, het zogeheten woonlandbeginsel. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 12 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4181, heeft de Svb appellant, in een besluit van 26 maart 2015, laten weten dat hij vanaf 1 oktober 2014 recht heeft op kinderbijslag zonder toepassing van het woonlandbeginsel. De Svb heeft geweigerd de volledige kinderbijslag toe te kennen vanaf januari 2013. In bezwaar stelt appellant dat hij recht heeft op de volledige kinderbijslag vanaf 1 januari 2013. In een beslissing van 12 augustus 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar ongegrond verklaard.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep gesteld de ontbrekende kinderbijslag vanaf het eerste kwartaal van 2013 te willen ontvangen.
3.1.
Desgevraagd heeft de Svb de Raad laten weten, bij de in Procesverloop genoemde brief van 26 april 2018, dat aan appellant eind 2016 is toegekend en uitbetaald de compensatie tot het bedrag dat zou zijn uitbetaald aan kinderbijslag indien het woonlandbeginsel niet zou zijn toegepast in de periode in geding. Deze compensatie is een gevolg van nadere afspraken tussen Nederland en Marokko en is door de Svb uitgekeerd aan iedere kinderbijslaggerechtigde in Marokko. Daarbij was niet van belang of de betrokken kinderbijslaggerechtigde rechtsmiddelen had aangewend tegen het besluit waarin de toepassing van het woonlandbeginsel was gemeld.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak (onder meer de uitspraken van de Raad van 28 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA1518, en van 13 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8633) is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang. Vastgesteld moet worden dat appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, nu hij heeft ontvangen waar hij om had verzocht.
3.3.
Uit 3.1 en 3.2 volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2019.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) P. Boer

VC