ECLI:NL:CRVB:2019:1151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontzegging recht op WW-uitkering wegens overschrijding aanvraagtermijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante had een WW-uitkering aangevraagd per 27 maart 2015, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen omdat de aanvraag meer dan 26 weken na de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering was ingediend. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van een bijzonder geval dat het UWV de bevoegdheid gaf om af te wijken van de wettelijke termijn. Appellante voerde aan dat zij door psychische klachten niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen, maar de rechtbank oordeelde dat zij deze stelling niet met medische gegevens had onderbouwd. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank het UWV terecht had gevolgd in zijn oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.