ECLI:NL:CRVB:2019:1127

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
18/4323 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het functioneren van een militair met oogletsel en de gevolgen voor de beoordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een militair, appellant, die in de periode van zijn gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid niet ziek gemeld was. Appellant, die in maart 2015 gediagnosticeerd werd met netvliesloslating, ontving aangepaste werkzaamheden die afgestemd waren op zijn mogelijkheden. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen reden was om over de periode waarin appellant niet ziek gemeld was een beoordeling achterwege te laten. De rechtbank had eerder het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Appellant stelde dat hij vanuit goed werkgeverschap niet beoordeeld mocht worden, omdat hij niet volledig dienstgeschikt was. Hij voerde aan dat zijn beperkingen niet alleen fysiek, maar ook psychisch van aard waren, mede door een incident in augustus 2014 waarbij hij oogletsel opliep. De Raad oordeelt echter dat langdurige periodes van arbeidsongeschiktheid niet in de weg staan aan het opmaken van een beoordeling, mits deze alleen betrekking heeft op de dagen of uren van arbeidsgeschiktheid. De Raad volgt appellant niet in zijn standpunt dat hij niet beoordeeld mocht worden, omdat hij na de diagnose een aangepast programma kreeg en vrijgesteld was van werkzaamheden die zijn oogletsel zouden kunnen belemmeren.

De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat het gebrek aan nazorg en zijn zelfvertrouwen invloed heeft gehad op zijn functioneren tijdens de beoordeling. Aangezien appellant niet ziek gemeld was en de werkzaamheden waren afgestemd op zijn mogelijkheden, was er geen reden om de beoordeling niet uit te voeren. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2019.

Uitspraak

18.4323 MAW

Datum uitspraak: 21 maart 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
25 juni 2018, 17/3095 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
De Commandant C/[naam bataljon] (commandant)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.A. Kropf hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.A. Koolmees. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Zilverberg en mr. W.S. Badri.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is als militair in de rang van soldaat der eerste klasse, laatstelijk in de functie van [naam functie] in dienst bij de C/[naam bataljon].
1.2.
Appellant is in maart 2015 gediagnosticeerd met netvliesloslating. Hierdoor is appellant beperkt voor het verrichten van zijn werkzaamheden als [naam functie] en heeft hij nadat de problemen met zijn oog aan het licht kwamen, aangepaste werkzaamheden opgedragen gekregen.
1.3.
Bij besluit van 20 oktober 2016 is het functioneren van appellant in het tijdvak van 4 januari 2016 tot 30 september 2016 beoordeeld met als totaal oordeel ‘onvoldoende’.
Bij besluit van 23 maart 2017 (bestreden besluit) is de beoordeling na bezwaar gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht, komt de Raad tot de volgende beoordeling.
3.1.
Appellant voert aan dat hij vanuit het oogpunt van goed werkgeverschap niet beoordeeld mocht worden, omdat hij niet volledig dienstgeschikt was. De beperkingen zijn niet alleen fysiek van aard, maar ook psychisch. Door een incident in augustus 2014 waarbij een collega-militair hem tot tweemaal toe een kopstoot heeft gegeven, is oogletsel ontstaan en het zelfvertrouwen van appellant ernstig aangetast. Dit is van invloed geweest op zijn functioneren. De commandant heeft na het incident geen nazorg verleend en heeft bij het opmaken van de beoordeling ook geen rekening gehouden met het incident.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 23 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2444) staan langdurige periodes van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid niet in de weg aan het opmaken van een beoordeling en wordt deze daardoor niet onzorgvuldig of irreëel. De beoordeling behoort wel alleen betrekking te hebben op het functioneren op dagen of uren van arbeidsgeschiktheid. Over die dagen of uren hoeven geen lagere eisen aan het functioneren van de ambtenaar te worden gesteld dan gebruikelijk. Aan de gezondheidstoestand van de ambtenaar komt in die zin slechts geringe betekenis toe.
3.3.
De Raad volgt appellant niet in zijn standpunt dat hij gelet op de door hem geschetste omstandigheden niet beoordeeld mocht worden. Appellant heeft nadat de problemen met het oog aan het licht kwamen, een aangepast programma gekregen. Hij is daarbij vrijgesteld van werkzaamheden waarbij zijn oogletsel mogelijk een belemmering zou kunnen vormen en beoordeeld op basis van zijn aangepaste werkzaamheden. Uit de gedingstukken blijkt ook niet dat appellant het gebrek aan nazorg en zelfvertrouwen en de invloed daarvan op zijn functioneren kenbaar heeft gemaakt voor of tijdens het opmaken van de betwiste beoordeling. Nu appellant in de genoemde periode niet ziek gemeld was en de opgedragen werkzaamheden waren afgestemd op zijn mogelijkheden, was er geen reden om over die periode een beoordeling achterwege te laten.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2019.
(getekend) H. Benek
(getekend) J.M.M. van Dalen
lh