ECLI:NL:CRVB:2019:1125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanwijzing van een tweede plaats van tewerkstelling tijdens de opleiding van een politieambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De appellant, werkzaam als Generalist GGP, had bezwaar gemaakt tegen de aanwijzing van een tweede plaats van tewerkstelling tijdens zijn opleiding. De korpschef had om pragmatische redenen gekozen om niet bij elke wisseling van het praktische naar het theoretische deel van de opleiding een nieuw besluit te nemen over de plaats van tewerkstelling. De Raad oordeelde dat de korpschef bevoegd was om een tweede plaats van tewerkstelling aan te wijzen, aangezien de appellant volledig was vrijgesteld van zijn oorspronkelijke werkzaamheden en de combinatie van werken en leren als zijn werkzaamheden werd aangemerkt. De Raad volgde de argumenten van de korpschef en oordeelde dat de aanwijzing van de tweede plaats van tewerkstelling in overeenstemming was met de geldende regelgeving, waaronder het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie (Brvvp). De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van de appellant ongegrond was verklaard.