ECLI:NL:CRVB:2019:1113

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
18/2111 WMO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WMO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2019 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim is geweest. Appellant had zijn hogerberoepschrift niet tijdig ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 12 april 2018 was en het hogerberoepschrift pas op 18 april 2018 door de Raad was ontvangen. Appellant stelde dat het hogerberoepschrift mogelijk te lang bij de postkamer van de Raad had gelegen of daar op de grond was gevallen, maar kon dit niet onderbouwen. De Raad oordeelde dat er geen onregelmatigheden waren met de postbezorging ten tijde van de verzending van het hogerberoepschrift. Hierdoor werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad besloot tevens dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,- aan appellant werd terugbetaald, maar er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 maart 2019
18/2111 WMO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2018, 15/4219 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 1 augustus 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 15 februari 2019. Appellant is verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 1 augustus 2018 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 12 april 2018. Het hogerberoepschrift is gedateerd 30 maart 2018 en is verzonden in een enveloppe van de rechtbank Arnhem. Deze enveloppe is niet (opnieuw) gefrankeerd. Het hogerberoepschrift is op 18 april 2018 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In het verzetschrift heeft appellant te kennen gegeven dat het hogerberoepschrift wellicht te lang bij de postkamer van de Raad heeft gelegen of daar op de grond is gevallen. Appellant weet niet wat er met alle post in de postkamer van de Raad gebeurt. Ter zitting heeft appellant aangevoerd dat hij het hogerberoepschrift hooguit 5 dagen na dagtekening in de brievenbus heeft gedeponeerd en dat er daarna, wellicht door een staking bij PostNL, een vertraging in de postbezorging is ontstaan.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Appellant heeft niet aangetoond dat het hogerberoepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Er is niet gebleken dat er ten tijde van de verzending van het hogerberoepschrift onregelmatigheden waren met de postbezorging.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant wordt terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,- aan appellant wordt
terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2019.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.A. Traousis

VC