ECLI:NL:CRVB:2019:1104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 21 juni 2017, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante, vertegenwoordigd door mr. J.G. van der Valk, heeft verzet aangetekend, maar is niet verschenen op de zittingen van 1 mei 2018 en 15 februari 2019. De Raad heeft het onderzoek heropend en appellante de kans gegeven om het verschuldigde griffierecht alsnog te voldoen. Ondanks herhaalde aanmaningen is het griffierecht niet betaald, en er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die het verzuim aan appellante kunnen worden verweten. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.