ECLI:NL:CRVB:2019:1102

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
18/1252 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 augustus 2017. De Raad had eerder, op 23 oktober 2018, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F.E.H. Donleben. Tijdens de zitting op 15 februari 2019 zijn partijen niet verschenen.

De Raad heeft overwogen dat de laatste dag voor het indienen van het hogerberoepschrift 12 september 2017 was. Appellant had op 30 augustus 2017 een hogerberoepschrift ingediend, maar de Raad had dit niet ontvangen. De gemachtigde van appellant heeft in verzet aangevoerd dat de Raad zijn eerdere verzoeken om bevestiging van ontvangst niet had verwerkt en heeft een verzendbewijs overgelegd waaruit blijkt dat een fax op 23 maart 2018 niet was verzonden. Echter, de Raad heeft geoordeeld dat de gemachtigde geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die erop wijzen dat appellant niet in verzuim is geweest.

Uiteindelijk heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 maart 2019
18/1252 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 augustus 2017, 17/1105 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 23 oktober 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft F.E.H. Donleben verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 15 februari 2019, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 23 oktober 2018 berust op de overwegingen dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 12 september 2017. Bij brief van 29 november 2017, bij de Raad per fax op 5 maart 2018 ontvangen, heeft de gemachtigde van appellant geïnformeerd naar de ontvangst van zijn hogerberoepschrift van 30 augustus 2017. De Raad heeft het hogerberoepschrift van 30 augustus 2017 niet ontvangen en vervolgens meerdere malen bij de gemachtigde van appellant opgevraagd.
In verzet heeft de gemachtigde van appellant te kennen gegeven dat de Raad zijn brieven van
4 oktober 2017 en 23 maart 2018, waarin hij vraagt om bevestiging van de ontvangst van het hogerberoepschrift van 30 augustus 2017 niet heeft verwerkt. De gemachtigde van appellant stuurt een verzendbewijs mee van 23 maart 2018 waarop staat dat de fax niet is verzonden. Het verzendbewijs van 4 oktober 2017 kon de gemachtigde van appellant niet achterhalen.
De Raad is van oordeel dat de gemachtigde van appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. De gemachtigde van appellant heeft de tijdige verzending van het hogerberoepschrift niet met bewijsstukken onderbouwd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2019.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.A. Traousis

VC