ECLI:NL:CRVB:2019:1102
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 augustus 2017. De Raad had eerder, op 23 oktober 2018, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F.E.H. Donleben. Tijdens de zitting op 15 februari 2019 zijn partijen niet verschenen.
De Raad heeft overwogen dat de laatste dag voor het indienen van het hogerberoepschrift 12 september 2017 was. Appellant had op 30 augustus 2017 een hogerberoepschrift ingediend, maar de Raad had dit niet ontvangen. De gemachtigde van appellant heeft in verzet aangevoerd dat de Raad zijn eerdere verzoeken om bevestiging van ontvangst niet had verwerkt en heeft een verzendbewijs overgelegd waaruit blijkt dat een fax op 23 maart 2018 niet was verzonden. Echter, de Raad heeft geoordeeld dat de gemachtigde geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die erop wijzen dat appellant niet in verzuim is geweest.
Uiteindelijk heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.