ECLI:NL:CRVB:2019:1099

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
18/2574 WW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland

Op 29 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/2574 WW-V. Deze uitspraak betreft het verzet dat door de gemachtigde van appellant, Y. Hendriks, is ingediend tegen de eerdere uitspraak van de Raad van 1 augustus 2018. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat de gemachtigde van appellant niet binnen de gestelde termijn van vier weken de gronden van het verzet heeft ingediend, zoals aangegeven in de aangetekend verzonden brief van 12 oktober 2018. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die het verzuim van appellant kunnen rechtvaardigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de ontvankelijkheid van het verzet ambtshalve moet worden beoordeeld. Aangezien de gemachtigde van appellant niet heeft gereageerd binnen de gestelde termijn, concludeert de Raad dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten van het verzet uit te spreken. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 maart 2019
18/2574 WW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 maart 2018, 17/559 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 1 augustus 2018 heeft de Raad het namens appellant door B. Hendriks ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft Y. Hendriks verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 15 februari 2019. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 1 augustus 2018 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De Raad stelt in dat verband vast dat de gemachtigde van appellant geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 12 oktober 2018 gestelde termijn van vier weken de gronden van het verzet in te dienen.
Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat dit niet aan appellant kan worden verweten, is niet gebleken.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2019.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.A. Traousis

RB