ECLI:NL:CRVB:2019:1070
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassen van de kostendelersnorm in het bestuursrecht met betrekking tot bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de toepassing van de kostendelersnorm op de bijstandsverlening aan appellanten, waarbij de zoon van appellanten, die op 1 mei 2017 21 jaar werd en geen studiefinanciering ontving, als medebewoner werd aangemerkt. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had bij besluit van 25 april 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 6 juni 2017, de bijstand van appellanten gewijzigd naar de norm voor gehuwden, met toepassing van de kostendelersnorm. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalden appellanten hun eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Participatiewet van toepassing is wanneer kosten gedeeld kunnen worden, ongeacht of de zoon daadwerkelijk bijdraagt aan de kosten. De Raad bevestigde dat het college niet hoefde te wachten met de besluitvorming tot de aanvraag om bijstand van de zoon was beslist. De beroepsgrond van appellanten werd verworpen, en het hoger beroep werd afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.