ECLI:NL:CRVB:2019:1039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellant, die in Marokko woont, niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald. Appellant had hoger beroep ingesteld en voerde aan dat hij recht heeft op een WAO-uitkering en dat hij wel degelijk griffierecht had betaald en het beroepschrift tijdig had ingediend.
De Raad heeft het procesverloop in detail bekeken. Het Uwv, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft een verweerschrift ingediend en pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak. Tijdens de zitting op 14 februari 2019 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv was vertegenwoordigd.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant het griffierecht niet tijdig had betaald. De rechtbank had appellant op 27 oktober 2016 een nota voor het griffierecht gestuurd en hem op 25 november 2016 herinnerd aan de verplichting om het griffierecht te betalen. Ondanks deze herinneringen was het griffierecht op de dag van de zitting op 24 februari 2017 nog niet overgemaakt. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, en bevestigt de eerdere uitspraak.