Uitspraak
17.471 AOW, 17/472 AOW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bepaalt dat het college aan appellanten het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 216,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de gezamenlijke huishouding tussen twee broers, waarbij de één als curator optreedt voor de ander die geestelijk gehandicapt is. Appellant 1 ontving vanaf 4 juli 2012 een AOW-pensioen voor ongehuwden, terwijl appellant 2, zijn broer, vanaf 3 april 2015 de pensioengerechtigde leeftijd bereikte en een AOW-pensioen voor gehuwden toegewezen kreeg. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft de AOW van appellant 1 herzien naar dat voor gehuwden, wat leidde tot bezwaar van beide appellanten. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep ongegrond, waarna de appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke situatie van de appellanten. De Raad stelt vast dat de financiële relatie tussen de broers, gezien de curatele, zakelijk van aard is en dat er geen sprake is van wederzijdse zorg. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en de besluiten van de Svb, herroept het besluit van 11 augustus 2015 voor appellant 1 en bepaalt dat appellant 2 aanspraak heeft op AOW-pensioen voor ongehuwden. Tevens wordt de Svb veroordeeld in de proceskosten van de appellanten, die in totaal € 1.536,- bedragen.