ECLI:NL:CRVB:2018:997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Export van Wajong-uitkering naar Turkije door gezinslid van werknemer
In deze zaak gaat het om de vraag of appellante, als gezinslid van haar vader die werknemer is, recht heeft op export van haar Wajong-uitkering naar Turkije. Appellante, geboren in 1975 en met een verstandelijke beperking, ontvangt sinds 1993 een uitkering op basis van de Wajong. Haar ouders willen naar Turkije verhuizen, maar het Uwv heeft eerder verzoeken om de uitkering te exporteren afgewezen. De Centrale Raad van Beroep toetst het bestreden besluit van het Uwv aan de hand van de beroepsgronden van appellante. De Raad stelt vast dat appellante niet de hoedanigheid van werknemer heeft en dat de bepalingen van Besluit 3/80 alleen van toepassing zijn op werknemers en hun gezinsleden die in de EU wonen. Aangezien appellante niet meer aan deze voorwaarde voldoet zodra zij naar Turkije verhuist, kan zij zich niet beroepen op het Besluit 3/80. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard, en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.