Uitspraak
16.4060 ZW
OVERWEGINGEN
6 juli 2015. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens vier functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant nog 67,73% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 17 juli 2015 vastgesteld dat appellant met ingang van 18 augustus 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
‘Het dossier kan naar re-integratiebegeleider’respectievelijk
‘Klant is ongeschikt tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 Ziektewet.’Appellant heeft verder betoogd dat de rapporten van de verzekeringsartsen inconsistent zijn. Verzekeringsarts Bark en de verzekeringsarts bezwaar en beroep noemen klachten die niet terugkomen in de FML. Er hadden beperkingen op de items herinneren en/of concentratie moeten worden aangenomen alsmede een urenbeperking. De door verzekeringsarts Bark op 27 maart 2015 toegezegde re-integratie gaat uit van een opbouw in het aantal uren, terwijl kort daarna in de (in het kader van de EZWb) opgestelde FML van
6 juli 2015 werd de in het hogerberoepschrift genoemde ‘oplopende spanning tijdens het gesprek’ door verzekeringsarts Bark geconstateerd, maar deze stelde ook vast dat de geheugenfunctie intact was. Hij zag in de klachten aanleiding beperkingen aan te nemen op de aspecten 1.9.4 (geen afleiding door anderen) en 1.9.6 (geen veelvuldige storingen en onderbrekingen). In het eerdergenoemde rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt de ‘oplopende spanning tijdens het gesprek’ slechts genoemd bij de weergave van de primaire beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert dat de aandacht en concentratie van appellant tijdens het gesprek met hem goed zijn. Hij ziet, anders dan verzekeringsarts Bark, geen reden om beperkingen op de aspecten 1.9.4 en/of 1.9.6 aan te nemen. Er is geen sprake van een aandoening die daartoe aanleiding geeft, aldus deze arts. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat zijn klachten zijn onderschat. Zoals door de rechtbank reeds is overwogen is voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid van belang dat op objectieve gronden beperkingen in arbeid kunnen worden vastgesteld, de (subjectieve) klachtenbeleving is daartoe onvoldoende.