ECLI:NL:CRVB:2018:858
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die als schoonmaker werkte, is sinds 6 mei 2009 arbeidsongeschikt door lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat appellant niet voldoet aan de criteria voor een WIA-uitkering. De rechtbank heeft het beroep tegen deze besluiten ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de artsen voldoende zijn onderbouwd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij als gevolg van decompensatie niet aanspreekbaar is en geen functies kan vervullen, maar de Raad volgt deze redenering niet. De Raad concludeert dat de aangevoerde medische gegevens niet leiden tot een ander oordeel over de arbeidsongeschiktheid van appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.