ECLI:NL:CRVB:2018:767

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
17/2482 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 28 februari 2017 in zaaknummer 16/6445 het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De appellant, woonachtig in Marokko, heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij het griffierecht niet kan betalen en dat hij een verzoek om vrijstelling van het griffierecht heeft ingediend. Echter, de Raad heeft vastgesteld dat er geen verzoek om vrijstelling bij hen is ontvangen en dat de appellant geen bewijs heeft geleverd van tijdige verzending van dit verzoek.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim is geweest. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, met H.C.P. Venema als voorzitter en N.L. Kuipers als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 maart 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 maart 2018
17/2482 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2017, 16/6445 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: N.L. Kuipers
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 21 juli 2017 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij het griffierecht niet kan te betalen en dat hij een verzoek om vrijstelling van het griffierecht heeft gedaan.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Een verzoek om vrijstelling van het griffierecht is niet bij de Raad ontvangen. Appellant heeft ook geen bewijsstukken van tijdige verzending van het verzoek om vrijstelling overgelegd.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) N.L. Kuipers (getekend) H.C.P. Venema
GdJ