ECLI:NL:CRVB:2018:767
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 28 februari 2017 in zaaknummer 16/6445 het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De appellant, woonachtig in Marokko, heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij het griffierecht niet kan betalen en dat hij een verzoek om vrijstelling van het griffierecht heeft ingediend. Echter, de Raad heeft vastgesteld dat er geen verzoek om vrijstelling bij hen is ontvangen en dat de appellant geen bewijs heeft geleverd van tijdige verzending van dit verzoek.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim is geweest. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, met H.C.P. Venema als voorzitter en N.L. Kuipers als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 maart 2018.