Uitspraak
6 januari 2016, 15/3555 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. K. Celebi, had bezwaar gemaakt tegen de opschorting van zijn bijstandsrecht door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college had de opschorting beëindigd, maar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de opschorting was opgeheven. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond.
In hoger beroep stelde de appellant dat hij ten onrechte geen vergoeding had gekregen voor de kosten van rechtsbijstand voor het bijwonen van een hoorzitting die was geannuleerd. De Raad oordeelde dat het college de vergoeding voor de kosten van bezwaar terecht had beperkt tot de kosten van de indiening van het bezwaarschrift. Het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft een limitatief karakter, wat betekent dat er geen grondslag is voor vergoeding van kosten voor een geannuleerde hoorzitting.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 maart 2018.