Uitspraak
16.5245 WIA
OVERWEGINGEN
’s nachts werken en maximaal 30 uur per week en 8 uur per dag. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van geselecteerde voorbeeldfuncties in een rapport van 6 juli 2015 berekend dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid 49,72% bedraagt.
15 december 2015 geconcludeerd dat, alhoewel appellant een toename van klachten ervaart, de medische situatie in essentie gelijk is aan de situatie ten tijde van de toekenning van de WIA‑uitkering. Daarbij heeft de verzekeringsarts erop gewezen dat de behandeling niet is geïntensiveerd. Ook is het functioneren van appellant niet significant veranderd. Uit de ontvangen informatie van psycholoog S. Mhamdi van 8 december 2015 blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat er sprake is van een verandering van het medisch toestandsbeeld. Er kan niet gesproken worden van ‘geen benutbare mogelijkheden’, aangezien geen van de uitzonderingscategorieën zoals genoemd in het aangepaste Schattingsbesluit aan de orde is. Door de dysthyme stoornis heeft appellant beperkingen ten aanzien van de psychische belastbaarheid. Hiervoor zijn beperkingen vastgelegd in de FML van 23 juni 2015. Daarnaast is door het aannemen van een urenbeperking en de beperking ten aanzien van
‘s nachts werken reeds in ruime mate tegemoet gekomen aan de beperkingen door het verstoorde slaappatroon. Het verstoorde dag- en nachtritme kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet vanuit de dysthyme stoornis verklaard worden, maar moet worden beschouwd als een gedragsmatige aanpassing. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 december 2015 ten aanzien van de arbeidsmogelijkheden van appellant de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige onderschreven.
1 oktober 2015, bepaald dat de uitkering van appellant per 1 maart 2015 wordt aangepast en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank heeft in wat appellant heeft aangevoerd geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Appellant heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van toegenomen slaapproblematiek. De door appellant in beroep overgelegde brief van 4 mei 2016 van zijn huisarts G. Karaya, is daartoe onvoldoende. De rechtbank heeft voorts overwogen dat appellant zijn standpunt, dat hij door de bijwerkingen van de gewijzigde medicatie suffer is geworden, niet met stukken heeft onderbouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende rekening gehouden met de gevolgen van het gebruik van deze medicatie. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in een aanvullend rapport van 17 mei 2016 voldoende heeft onderbouwd dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant en de belastbaarheid van appellant niet wordt overschreden.