ECLI:NL:CRVB:2018:64
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten eerste maand huur en inrichtingskosten zonder acute noodzaak voor verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 24 augustus 2015 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste maand huur en inrichtingskosten, omdat hij ging verhuizen naar een eigen woning. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de appellant de eerste maand huur al had betaald en er geen acute noodzaak voor de verhuizing was aangetoond. De rechtbank bevestigde deze afwijzing.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat er bijzondere omstandigheden waren die de kosten noodzakelijk maakten, verwijzend naar een verklaring van zijn maatschappelijk werker. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat de verhuizing voortvloeide uit bijzondere omstandigheden. De Raad stelde vast dat de kosten voor de eerste maand huur niet konden worden vergoed, omdat de appellant ten tijde van de aanvraag niet in de kosten had voorzien. Ook de kosten voor de inrichting werden afgewezen, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om te reserveren voor deze kosten tijdens zijn verblijf bij zijn moeder.
De Raad concludeerde dat de afwijzing van de bijzondere bijstand voor zowel de huur als de inrichtingskosten terecht was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.