ECLI:NL:CRVB:2018:559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- A. Beuker-Tilstra
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Ontslag van ambtenaar wegens onherroepelijke veroordeling tot vrijheidsstraf voor drugsmisdrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een ambtenaar van de gemeente Rotterdam, was op 26 april 2016 onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens de invoer van cocaïne. Naar aanleiding van deze veroordeling heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 15 juli 2016 met onmiddellijke ingang ontslag verleend aan de appellant, op basis van artikel 95 van het Ambtenarenreglement. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd, waarbij het college stelde dat het voor het aanzien van de gemeente onaanvaardbaar was dat een ambtenaar betrokken was bij een ernstig drugsgerelateerd misdrijf.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van de appellant tegen het ontslag ongegrond, en oordeelde dat het college in redelijkheid het belang bij beëindiging van het dienstverband zwaarder had mogen laten wegen dan het belang van de appellant bij voortzetting van zijn functie. De rechtbank benadrukte dat de gedragingen van de appellant, hoewel in de privésfeer, een inbreuk maakten op het vertrouwen in de overheid en dat herplaatsing niet in lijn zou zijn met het gevoerde beleid van de gemeente.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn eerdere gronden, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank deze gronden terecht had verworpen. De Raad bevestigde dat het college een deugdelijke belangenafweging had gemaakt en dat de argumenten van de appellant niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.