ECLI:NL:CRVB:2018:4299

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
18/2870 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De appellant had eerder een hoger beroep ingesteld dat niet-ontvankelijk was verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant heeft verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, waarbij hij aanvoerde dat zijn woonomstandigheden het ontvangen van schriftelijke communicatie bemoeilijken en dat hij door het verlies van zijn zoon in een moeilijke geestelijke toestand verkeert. Tijdens de zitting op 13 november 2018 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift op 30 april 2018 eindigde, terwijl het hogerberoepschrift pas op 24 mei 2018 was ontvangen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De Raad heeft begrip voor de persoonlijke omstandigheden van de appellant, maar concludeert dat hij verantwoordelijk is voor tijdige afhandeling van post. Het verzet is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.E. Lageweg.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 december 2018
18/2870 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2018, 17/3355 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 2 augustus 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 november 2018, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 2 augustus 2018 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 30 april 2018. Het hogerberoepschrift is op 24 mei 2018 ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepchrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellant nogmaals aangevoerd dat zijn woonomstandigheden niet gunstig zijn voor het ontvangen van schriftelijke communicatie. Als appellant een brief ontvangt moet hij op zoek gaan naar iemand die de brief kan vertalen en/of iemand die zijn belangen kan behartigen. Dit kost enige tijd. Daarnaast heeft appellant zijn zoon vorig jaar verloren en dit enorme verlies heeft zijn weerslag op de geestestoestand van appellant.
De Raad is van oordeel dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Appellant heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij de aangevallen uitspraak heeft ontvangen op een tijdstip waarop niet meer tijdig hoger beroep kon worden ingesteld. Het is aan appellant om tijdige afhandeling van post mogelijk te maken, indien hij post moet laten vertalen. Met begrip voor de moeilijke omstandigheden waarin appellant door het verlies van zijn zoon verkeert, ziet de Raad geen aanknopingspunt voor de vaststelling dat appellant binnen de termijn niet in staat is geweest hoger beroep in te (laten) stellen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.E. Lageweg

LO