ECLI:NL:CRVB:2018:4297

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
17/5249 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet in hoger beroep tegen uitspraak Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 24 november 2017. De Raad had in die uitspraak het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden voor het hoger beroep niet tijdig waren ingediend. Appellante heeft verzet aangetekend, maar dit verzet is te laat ingediend. De termijn voor het indienen van een verzetschrift was op 5 januari 2018 verstreken, terwijl het verzetschrift pas op 12 juni 2018 door de Raad is ontvangen.

De gemachtigde van appellante voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de uitspraak van 24 november 2017 en de bijbehorende verzettermijn, omdat hij het dossier tijdelijk had overgedragen aan een andere advocaat. Deze advocaat had zich echter van het tableau laten schrappen, waarna de oorspronkelijke gemachtigde het dossier weer in behandeling nam. Ondanks deze omstandigheden oordeelde de Raad dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat appellante niet in verzuim was geweest. De Raad benadrukte dat het handelen of nalaten van een rechtsbijstandverlener voor risico van de betrokkene komt.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.E. Lageweg, en werd openbaar uitgesproken op 27 december 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 december 2018
17/5249 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2017, 17/1641 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 24 november 2017 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. A.R. Kolthof verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 november 2018, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 24 november 2017 berust op de overwegingen dat de gronden van het hoger beroep niet binnen de in de brief van 2 oktober 2017 gestelde termijn zijn aangevoerd en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend, was 5 januari 2018. Het namens appellante ingediende verzetschrift is ontvangen op 12 juni 2018. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus - ruim - overschreden.
In verzet heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat hij de eerste rechtsbijstandverlener van appellante was. Hij heeft het dossier eind augustus 2017 wegens omstandigheden (tijdelijk) overgedragen aan een andere advocaat. Toen deze advocaat zich van het tableau heeft laten schrappen heeft hij de behandeling van de zaak weer overgenomen. Het dossier heeft hij eind december 2017 weer teruggekregen. Hij is daarbij niet in kennis gesteld van de uitspraak van 24 november 2017 en dus ook niet van de verzettermijn. Zou dit wel zijn gebeurd, dan zou hij vermoedelijk tijdig verzet hebben ingesteld. Hij heeft voorts op 3 januari 2018 een faxbericht voor de Raad gereed gemaakt om zich opnieuw te stellen. Dit stelbericht is door onbekende redenen niet door de Raad ontvangen. Had de Raad wel kennisgenomen van dit bericht dan had hij vermoedelijk nog net binnen de termijn van
6 weken verzet kunnen instellen.
In verzet zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Volgens vaste rechtspraak komt het handelen of nalaten van een persoon aan wie een betrokkene zijn belangen heeft toevertrouwd voor risico van die betrokkene. Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.E. Lageweg

LO