ECLI:NL:CRVB:2018:4297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet in hoger beroep tegen uitspraak Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 24 november 2017. De Raad had in die uitspraak het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden voor het hoger beroep niet tijdig waren ingediend. Appellante heeft verzet aangetekend, maar dit verzet is te laat ingediend. De termijn voor het indienen van een verzetschrift was op 5 januari 2018 verstreken, terwijl het verzetschrift pas op 12 juni 2018 door de Raad is ontvangen.
De gemachtigde van appellante voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de uitspraak van 24 november 2017 en de bijbehorende verzettermijn, omdat hij het dossier tijdelijk had overgedragen aan een andere advocaat. Deze advocaat had zich echter van het tableau laten schrappen, waarna de oorspronkelijke gemachtigde het dossier weer in behandeling nam. Ondanks deze omstandigheden oordeelde de Raad dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat appellante niet in verzuim was geweest. De Raad benadrukte dat het handelen of nalaten van een rechtsbijstandverlener voor risico van de betrokkene komt.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.E. Lageweg, en werd openbaar uitgesproken op 27 december 2018.