ECLI:NL:CRVB:2018:4274

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
18/1407 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van hoger beroep en verzet in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het hoger beroep was niet tijdig ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 9 februari 2017 was en appellant pas op 13 maart 2017 hoger beroep heeft ingesteld. De Raad heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in verzuim was. Appellant verbleef in het buitenland en had verzuimd om tijdig voorzieningen te treffen voor zijn post, zoals het doorgeven van een tijdelijk postadres. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de rechtbank de uitspraak op de juiste wijze heeft verzonden en dat appellant zelf verantwoordelijk is voor het niet tijdig indienen van het hoger beroep.

Appellant heeft verzet aangetekend tegen de uitspraak van de Raad, maar ook in het verzet heeft hij geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere beslissing. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank niet verplicht was om aan de wens van appellant om de uitspraak per e-mail te ontvangen gehoor te geven. De Raad heeft het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.E. Lageweg, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 december 2018
18/1407 PW, 18/1408 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 29 december 2017, 17/1346 en 17/2313 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaksbergen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 26 juni 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 november 2018, waar beide partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 26 juni 2018 berust op de overwegingen dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was
9 februari 2017. Appellant heeft hoger beroep ingesteld op 13 maart 2017. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellant nogmaals te kennen gegeven dat hij in de periode dat hoger beroep ingesteld kon worden in het buitenland verbleef. Appellant heeft dit ter zitting bij de rechtbank doorgegeven. Ook heeft appellant kenbaar gemaakt de aangevallen uitspraak per
e-mail te willen ontvangen en geen zaakwaarnemer in Nederland te willen aanwijzen, omdat appellant uitsluitend zelf zijn zaken afhandelt.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet verzuim is geweest. Vaststaat dat de rechtbank de uitspraak op de voorgeschreven wijze heeft verzonden. De rechtbank was niet gehouden om aan de wens van appellant om de uitspraak per e-mail te ontvangen dan wel daarover te berichten gehoor te geven. Het had op de weg van appellant gelegen in verband met zijn verblijf in het buitenland voorzieningen te treffen, bijvoorbeeld in de vorm van het doorgeven van een (tijdelijk) postadres. Appellant was op de hoogte dat de rechtbank uitspraak zou doen. Het komt voor eigen rekening en risico van appellant dat hij niet tijdig hoger beroep heeft kunnen instellen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.E. Lageweg
md