ECLI:NL:CRVB:2018:4255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als pedagogisch medewerker werkte, had zich op 2 januari 2015 ziek gemeld met psychische klachten en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een medisch onderzoek door een arts op 11 januari 2016, werd appellante belastbaar geacht met inachtneming van bepaalde beperkingen. De arbeidsdeskundige concludeerde dat appellante niet in staat was haar eigen werk te verrichten, maar wel in staat was om andere functies te vervullen, zoals wikkelaar en productiemedewerker.
Het Uwv heeft vervolgens besloten dat appellante met ingang van 12 maart 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep handhaafde appellante haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen had onderschat. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische informatie had overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.