ECLI:NL:CRVB:2018:4185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
Op 20 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die haar beroep ongegrond had verklaard. De zaak betreft de weigering van het Uwv om appellante een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was sinds 3 april 2009 uitgevallen voor haar werk als medewerker linnenkamer vanwege rug- en psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat zij niet meer geschikt was voor haar eigen werk, maar wel voor andere functies. Na een reeks van ziekmeldingen en uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet en de Ziektewet, had appellante in 2015 opnieuw een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het Uwv werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv naar de arbeidsongeschiktheid van appellante zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante correct was en dat zij in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.