ECLI:NL:CRVB:2018:4182
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als shopmanager werkte, had zich op 23 juli 2010 ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na een herbeoordeling in 2015 concludeerde het Uwv dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, waardoor zij geen recht meer had op een WIA-uitkering. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en stelde zij dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende had besproken en voldoende gemotiveerd had waarom deze gronden niet slagen. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunde.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank diende te worden bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van griffier S.L. Alves, en werd openbaar uitgesproken op 20 december 2018.