ECLI:NL:CRVB:2018:4181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante had in hoger beroep geen objectieve medische gegevens ingebracht die haar standpunt onderbouwden dat haar arbeidsbeperkingen, in verband met psychische klachten en problemen met samenwerken, op de datum in geding (15 juni 2015) waren onderschat. De Raad oordeelde dat er geen twijfel bestond over de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid op die datum. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante correct waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad bevestigde dat appellante in staat moest worden geacht de door de arbeidsdeskundige geduide functies te verrichten. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De zaak betreft de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 45 tot 55%.