In deze zaak heeft verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Moghni, hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder de besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) bekrachtigd, waarbij de AIO-aanvulling van verzoekster werd ingetrokken en kosten van bijstand werden teruggevorderd. Verzoekster en haar zus ontvangen een onvolledig ouderdomspensioen en hebben in het verleden een AIO-aanvulling ontvangen. De Svb heeft de AIO-aanvulling ingetrokken op basis van de veronderstelling dat verzoekster en haar zus een gezamenlijke huishouding voeren.
Verzoekster heeft in hoger beroep verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij stelt niet over voldoende inkomen te beschikken om in haar levensonderhoud te voorzien. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een actueel financieel spoedeisend belang. Verzoekster ontvangt een AOW-pensioen, maar heeft niet aangetoond dat er acute dreiging van huisuitzetting of andere ernstige financiële problemen is. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de verzoeken om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond zijn en heeft deze afgewezen.
De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep, O.L.H.W.I. Korte, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2018. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.