ECLI:NL:CRVB:2018:4014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens ontbreken procesbelang in ambtenarenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had het beroep van appellante tegen een besluit van de Staatssecretaris van Defensie niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang zou zijn. Appellante, die sinds 14 september 2009 werkzaam was bij de krijgsmacht, had rugletsel opgelopen tijdens een eindoefening en stelde dat dit een dienstongeval was. De Staatssecretaris had echter vastgesteld dat er geen sprake was van een (dienst)ongeval en appellante had hiertegen geen rechtsmiddel aangewend. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 5 augustus 2010 in rechte vaststond en dat appellante geen procesbelang had, omdat zij niet meer in dienst wilde komen bij de krijgsmacht en er een andere procedure liep waarin zij de Staat aansprakelijk stelde voor haar letsel.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij een oordeel over het bestreden besluit, omdat haar beroepsgronden niet gericht waren tegen het ontslag wegens ziekte, maar tegen de weigering van de Staatssecretaris om een oorzakelijk verband te erkennen tussen haar letsel en het voorval op de klimtoren. De Raad concludeerde dat de beroepsgronden van appellante niet konden leiden tot het door haar beoogde resultaat, namelijk erkenning van het ongeval als dienstongeval. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.