In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een ambtenaar die werkzaam is bij de Belastingdienst en die in beroep ging tegen een e-mail van haar teamleider, waarin een nieuwe werkindeling werd bekendgemaakt. De ambtenaar was het niet eens met deze werkindeling en stelde dat deze haar rechtspositie aantastte. De rechtbank had het beroep tegen de e-mail van 30 maart 2017 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de e-mail van 14 februari 2017 volgens de rechtbank geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de e-mail van 14 februari 2017 niet als een besluit kan worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de nieuwe werkindeling geen rechtsgevolg had voor de ambtenaar en dat deze niet op rechtsgevolg was gericht. Hierdoor was er geen mogelijkheid voor bezwaar of beroep tegen de e-mail. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de ambtenaar niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en F. Demiroğlu als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.