ECLI:NL:CRVB:2018:4009

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
17-5531 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering op grond van loopbaanbeleid en beoordeling boven de norm

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek van appellante om bevordering op grond van het loopbaanbeleid van de politie. Appellante, werkzaam bij de voormalige politieregio, had verzocht om bevordering naar een hogere functie, maar haar verzoek werd afgewezen omdat haar beoordeling niet boven de norm was. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de korpschef niet verplicht was om een beoordeling op te maken over de periode na maart 2010. Appellante betoogde in hoger beroep dat de rechtbank hiermee buiten de omvang van het geding was getreden, wat in strijd zou zijn met artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad heeft vastgesteld dat de beoordeling van appellante, die niet voldeed aan de vereisten voor bevordering, terecht door de rechtbank als recent en binnen de werkingssfeer van het loopbaanbeleid werd beschouwd. De Raad heeft de overweging van de rechtbank dat de korpschef niet gehouden was om een beoordeling op te maken over de periode na maart 2010, gevolgd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, met verbetering van gronden, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

17.5531 AW

Datum uitspraak: 13 december 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2017, 15/379 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N.D. Dane, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2018. Namens appellante is
mr. Dane verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.H. ten Have, advocaat.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was werkzaam bij de voormalige politieregio [regio] , laatstelijk als [onderdeel] in de functie van [functie] ( [functie] ).
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op 1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782; circulaire). Eén van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Het loopbaanbeleid voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd. In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) nadere uitvoeringsafspraken vastgelegd.
1.3.
Nadat binnen de Eenheid Amsterdam aanvankelijk verzoeken om bevordering wegens zwaarwegend dienstbelang werden afgewezen, is op 7 februari 2013 in een overleg van het CGOP besloten dat alle voor 1 januari 2013 ingediende aanvragen (opnieuw) in behandeling worden genomen conform de circulaire. Voorts zijn met de ondernemingsraad nadere afspraken vastgesteld ter uitwerking van het vereiste van een beoordeling boven de norm. Deze zijn vastgelegd in een beleidsdocument van 26 november 2013 (beleidsdocument). Dit luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “Het vakmanschap moet worden aangetoond door middel van een recente beoordeling boven de norm. (…) Een dergelijke beoordeling mag geen A en/of B-score bevatten en moet ten minste 5 D-scores laten zien waarvan 2 D-scores in de kolom Professionaliteit, 2 D-scores in de kolom Persoonlijke omgang en Sensitiviteit en 1 D-score in de kolom Resultaten. De beoordeling gaat over de GGP ervaring en heeft plaatsgevonden in het tijdvak 1-11-2010 tot en met 31-12-2012 (einde regeling).”
1.4.
Het functioneren van appellante over de periode 1 maart 2009 tot en met 1 maart 2010 is op 15 maart 2010 beoordeeld met 1 D-score in de kolom Professionaliteit, geen D-score in de kolom Persoonlijke omgang en sensitiviteit en 1 D-score in de kolom Resultaten.
1.5.
Appellante heeft op 29 januari 2014 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid. De korpschef heeft dit verzoek bij besluit van 25 april 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 10 december 2014 (bestreden besluit), afgewezen op de grond dat de beoordeling van appellante niet boven de norm is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Overwogen is dat de beoordeling van appellante, die niet voldoet aan het vereiste van een beoordeling boven de norm, moet worden beschouwd als een recente beoordeling die valt binnen de werkingssfeer van het loopbaanbeleid. De korpschef is in dit kader niet gehouden om alsnog een beoordeling op te maken over de periode na maart 2010. Dat er in dit geval vanwege zwangerschappen van appellante in de periode 2012/2013 geen beoordelingen zijn opgemaakt, maakt dit niet anders.
3. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank met de overweging dat de korpschef niet is gehouden om alsnog een beoordeling op te maken over de periode na maart 2010 buiten de omvang van het geding is getreden. De rechtbank heeft hiermee voortijdig een oordeel gegeven over een verzoek van appellante de bedoeld in artikel 71, tweede lid, in het Besluit algemene rechtspositie politie,waarop door de korpschef nog niet was beslist. Dit klemt te meer nu de korpschef deze overweging van de rechtbank mede ten grondslag heeft gelegd aan de afwijzing, bij besluit van 21 augustus 2017, van het verzoek van appellante om een beoordeling op te maken over de periode na maart 2010. Op het bezwaar tegen dit besluit moet de korpschef nog een beslissing nemen. Appellante heeft daarom belang bij een oordeel van de Raad over deze overweging.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het is vaste rechtspraak dat de omvang van het geding wordt begrensd door de grondslag en de reikwijdte van het bestreden besluit (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 19 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9620). Tussen partijen is niet in geschil dat de op 15 maart 2010 vastgestelde beoordeling niet boven de norm is en appellante daarmee niet aan alle vereisten voor bevordering op grond van het loopbaanbeleid heeft voldaan. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit dan ook terecht ongegrond verklaard.
4.2.
Appellante wordt gevolgd in haar betoog dat de rechtbank met de overweging dat de korpschef niet is gehouden een beoordeling over de periode na maart 2010 op te maken buiten de omvang van het geding is getreden, wat in strijd is met artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van gronden en voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2018.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) F. Demiroğlu
md