ECLI:NL:CRVB:2018:3842
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Rotterdam inzake appèlverbod en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 12 december 2017. De appellante, die niet is verschenen, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank, maar het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.A. de Vreij en J. van den Berg. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat de aangevallen uitspraken zijn te kwalificeren als uitspraken waartegen op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep kan worden ingesteld. Dit betreft een wettelijk appèlverbod.
De Raad heeft verder overwogen dat voor doorbreking van een wettelijk appèlverbod slechts aanleiding kan zijn bij evidente schending van eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. In deze zaak was er geen sprake van een dergelijke schending. De Raad heeft opgemerkt dat de appellante wel bezwaar had ingediend bij de belastinginspecteur, en dat het niet doorzenden van de bezwaarschriften niet kan worden aangemerkt als een schending van de procesorde.
Ten slotte heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft zich onbevoegd verklaard. De beslissing is in het openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.