ECLI:NL:CRVB:2018:3732
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, had zich ziek gemeld met psychische klachten en verzocht om een uitkering op basis van de Wet WIA. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had zijn aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar bevestigde de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat hij psychisch meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen was aangenomen. Hij voerde aan dat zijn zwakbegaafdheid aanleiding had moeten zijn voor een urenbeperking. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreef. De verzekeringsarts had overtuigend gemotiveerd waarom er geen extra beperkingen nodig waren. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.