ECLI:NL:CRVB:2018:3721
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WGA-loonaanvullingsuitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als machinebediende werkzaam was, had zich op 15 april 2009 ziek gemeld met gewrichtsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na herbeoordeling in 2014 werd de WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 januari 2015 beëindigd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2018 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt herhaald dat het medisch onderzoek dat aan het besluit van het Uwv ten grondslag lag onzorgvuldig was. Hij voerde aan dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met zijn psychische klachten en dat hij niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. Het Uwv heeft echter betoogd dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door de verzekeringsartsen was opgesteld. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van appellant om een psychiater als deskundige te benoemen afgewezen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.