Uitspraak
16.7089 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die als timmerman werkte, had zich op 28 februari 2012 ziek gemeld met rugklachten, later verergerd door schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de appellant recht had op een loongerelateerde WIA-uitkering, maar deze werd later omgezet in een WGA-vervolguitkering. De ex-werkgever van de appellant maakte bezwaar tegen deze besluiten, wat leidde tot een herziening van de arbeidsongeschiktheid van de appellant.
De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv aan de zorgvuldigheidseisen voldeed en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat de verzekeringsartsen van het Uwv ten onrechte geen beperkingen hadden aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voor zijn psychische klachten. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek adequaat was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende waren gemotiveerd.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen grond was voor toekenning van schadevergoeding of proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.