ECLI:NL:CRVB:2018:3665

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
16/3056 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA na toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin werd vastgesteld dat zij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante, die sinds 13 januari 2011 uitgevallen was voor haar werk als schoonmaakster door lichamelijke en psychische klachten, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 22 november 2012, maar dit bezwaar ingetrokken, waardoor het besluit in rechte vaststond. Op 4 november 2014 meldde appellante zich opnieuw arbeidsongeschikt met ingang van 21 oktober 2013. Het Uwv verklaarde bij besluit van 12 februari 2015 dat appellante opnieuw geen recht had op een uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in bezwaar door het Uwv gehandhaafd.

De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigde dit besluit wegens een gebrekkige arbeidskundige grondslag, maar liet de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts overtuigend had gemotiveerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct was vastgesteld. Appellante had in beroep geen medische gegevens ingediend die ernstiger beperkingen aantoonden dan in de FML waren aangenomen.

In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden en voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling. De Raad bevestigde de geschiktheid van de geselecteerde functie van machinaal metaalbewerker voor appellante en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen onrechtmatig besluit was genomen.

Uitspraak

16.3056 WIA

Datum uitspraak: 21 november 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
30 maart 2016, 15/3004 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2018. Namens appellante is mr. Theeuwen-Verkoeijen verschenen als haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J.M.H. Lagerwaard.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is op 13 januari 2011 uitgevallen voor haar werk als schoonmaakster bij [bedrijf] wegens lichamelijke en psychische klachten. Bij besluit van 22 november 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante met ingang van 10 januari 2013 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellante heeft het tegen dit besluit ingediende bezwaar destijds ingetrokken. Daarmee staat dit besluit in rechte vast.
1.2.
Op 4 november 2014 heeft appellante zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld bij het Uwv met ingang van 21 oktober 2013. Bij besluit van 12 februari 2015 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante met ingang van 21 oktober 2013 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Bij beslissing op bezwaar van 2 september 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 12 februari 2015 ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd wegens een gebrekkige arbeidskundige grondslag. Ten aanzien van de medische grondslag zijn er geen twijfels bij de rechtbank. Het medisch onderzoek heeft volgens de rechtbank op zorgvuldige wijze plaats gevonden en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 januari 2015 juist is vastgesteld. Appellante heeft in beroep geen medische gegevens ingebracht waaruit ernstiger beperkingen zijn af te leiden dan aangenomen in de FML. De rechtbank heeft aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat met het nadere rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 8 februari 2016 het geconstateerde gebrek is hersteld. Bij dit rapport is door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, naar het oordeel van de rechtbank, afdoende gemotiveerd dat de functie van machinaal metaalbewerker geschikt is voor appellante. Appellante wordt in staat geacht de instructies op de werkkaarten tot zich te nemen, omdat hiervoor een goede leesvaardigheid van het Nederlands niet noodzakelijk is en van appellante mag worden verwacht te kunnen lezen nu zij de basisschool heeft afgerond.
3.1.
Het hoger beroep van appellante is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Appellante heeft in hoger beroep de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden opnieuw ingebracht. Wegens angstklachten en pijnklachten in de gewrichten heeft zij geen benutbare mogelijkheden voor het verrichten van arbeid. Dit blijkt vooral uit de beschikbare informatie van de huisarts en psychiater. De toename van de angstklachten blijkt uit de brief van de psychiater van 9 januari 2015. Hierin werd geadviseerd om een intensiever behandelingstraject te volgen omdat de behandeling te weinig invloed heeft gehad op de klachten. Haar beperkingen zijn dan ook onderschat, in ieder geval had een urenbeperking moeten worden aangenomen. Ter zitting heeft appellante verzocht om inschakeling van een deskundige, een onafhankelijke verzekeringsarts. Voorts is het standpunt gehandhaafd dat de geselecteerde functies om medische en arbeidskundige redenen niet geschikt zijn voor appellante.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
De melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid van appellante dient te worden bezien in het kader van artikel 55 van de Wet WIA.
4.3.
Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat sprake is geweest van zorgvuldig medisch onderzoek door de verzekeringsartsen en dat er geen grond voor twijfel is aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Rechtsoverwegingen 10 en 11 van de aangevallen uitspraak worden volledig onderschreven. Appellante heeft in hoger beroep evenmin medische informatie ingediend die twijfel zou kunnen oproepen aan de juistheid van de medische beoordeling.
4.4.
Terecht heeft de rechtbank overwogen dat afdoende is gemotiveerd dat de belasting in de geselecteerde functies de bij de FML vastgestelde belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.
4.5.
De rechtbank wordt eveneens gevolgd in haar oordeel dat de geselecteerde functie van machinaal metaalbewerker geschikt is voor appellante. Door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is bij rapport van 8 februari 2016 overtuigend gemotiveerd dat appellante geacht wordt over een toereikende leesvaardigheid te beschikken.
4.6.
Gelet op de overwegingen 4.2 tot en met 4.5 slaagt het hoger beroep niet.
4.7.
Nu er geen sprake is van een onrechtmatig besluit is er geen grond voor veroordeling van het Uwv tot vergoeden van schade.
4.8.
Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellante in hoger beroep is geen grond.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2018.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) M.A.E. Lageweg
md