ECLI:NL:CRVB:2018:3643

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
19 november 2018
Zaaknummer
17/7107 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van Wubo-toekenningen en sibling-equality in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1938, een verzoek ingediend om de eerdere afwijzing van Wubo-toekenningen te herzien. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 november 2018 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellant had eerder in oktober 2008 een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), maar deze aanvraag werd afgewezen omdat niet voldoende was aangetoond dat hij was getroffen door oorlogsgeweld. De afwijzing werd in 2009 bevestigd na bezwaar. In november 2016 verzocht appellant om herziening van de afwijzing, maar ook deze aanvraag werd afgewezen omdat er geen relevante nieuwe feiten of gegevens waren die aanleiding gaven om de eerdere beslissing te herzien.

Appellant stelde in beroep dat hij op basis van 'sibling equality' erkend moest worden, omdat zijn broer wel erkend was als slachtoffer van oorlogsgeweld. De Raad overwoog dat de omstandigheden van appellant en zijn broer duidelijk verschilden, en dat de broer van appellant een specifieke gebeurtenis had meegemaakt die niet door appellant was ervaren. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere besluiten in een nieuw licht konden plaatsen, en dat het besluit van verweerder om niet tot herziening over te gaan de terughoudende toets kon doorstaan. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken betreffende Wubo-toekenningen en de toepassing van het beleid rondom sibling-equality. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 15 november 2018.

Uitspraak

17.7107 WUBO

Datum uitspraak: 15 november 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] , Verenigde Staten (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 5 oktober 2017, kenmerk BZ011119446 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo)
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2018. Namens appellant is
mr. Van Berkel verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1938, heeft in oktober 2008 een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de Wubo. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 8 mei 2009, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 oktober 2009, op de grond dat in onvoldoende mate is aangetoond of aannemelijk is gemaakt dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld als bedoeld in de Wubo. In dat verband is onder meer overwogen dat buiten de eigen verklaring van appellant geen bevestiging is verkregen van een internering in een kamp tijdens de Bersiap-periode, een directe betrokkenheid bij ongeregeldheden niet is komen vast te staan en geen sprake is van een evacuatie vanuit of onder levensbedreigende omstandigheden. Het tegen het besluit van 13 oktober 2009 ingestelde beroep is door de Raad bij uitspraak van 15 juli 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:393) niet ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de voor het instellen van de beroep geldende termijn.
1.2.
In november 2016 heeft appellant verzocht de eerdere afwijzing te herzien. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 13 maart 2017, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, op de grond dat appellant geen relevante nieuwe feiten of gegevens heeft vermeld die aanleiding zouden moeten geven de eerdere afwijzing te herzien. Overwogen is dat gezien de discrepanties in de verschillende relazen van appellant en zijn familieleden nog steeds niet duidelijk is of appellant oorlogsgeweld in de zin van de Wubo heeft meegemaakt. Verder heeft verweerder voor het toepassen van “sibling equality” geen aanleiding gezien.
2.1.
In beroep stelt appellant zich uitsluitend op het standpunt dat op grond van
“sibling equality” aanvaard dient te worden dat hij oorlogsgeweld in de zin van de Wubo heeft ondergaan. Zo stelt hij in dezelfde omstandigheden te hebben verkeerd als zijn broer [naam broer van appellant].
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Op grond van artikel 61, derde lid, van de Wubo is verweerder bevoegd op daartoe door de belanghebbende gedane aanvraag een door hem gegeven beschikking in het voordeel van de bij die beschikking betrokkene te herzien. Gelet op het karakter van deze discretionaire bevoegdheid, kan de Raad het bestreden besluit slechts met terughoudendheid toetsen. Daarbij staat centraal of betrokkene feiten of omstandigheden in het geding heeft gebracht die verweerder bij het nemen van de eerdere besluiten niet bekend waren en die deze besluiten in een zodanig nieuw licht plaatsen dat verweerder daarin aanleiding had moeten vinden om tot herziening over te gaan.
3.2.
Van dergelijke gegevens is ook de Raad niet gebleken. Bij de beoordeling van de aanvraag van appellant van oktober 2008 heeft verweerder al de omstandigheid betrokken dat bij de broer van appellant, [naam broer van appellant] , is aanvaard dat hij oorlogsgeweld in het kader van de Wubo heeft meegemaakt. Zo komt uit de stukken naar voren dat appellant en zijn broer elkaar uit het oog zijn verloren tijdens de vlucht voor het opkomend geweld. De broer van appellant is vervolgens tijdens beschietingen in Semarang een (brandend) huis in gevlucht en heeft daarbij verbrandingen opgelopen. Het is uitsluitend die gebeurtenis geweest die ertoe heeft geleid dat de broer van appellant is erkend in het kader van de Wubo. Een gebeurtenis waarbij appellant niet aanwezig is geweest. Aangezien de oorlogsomstandigheden van de broer van appellant duidelijk verschillen van de omstandigheden die appellant heeft meegemaakt kan het beroep dat is gedaan op het door verweerder gehanteerde beleid ten aanzien van sibling-equality geen doel treffen.
3.3.
Het besluit van verweerder om niet tot herziening over te gaan kan de terughoudende toets van de Raad doorstaan. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2018.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) J. Smolders
md