ECLI:NL:CRVB:2018:3529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsaanvraag van dakloze appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die bijstand had aangevraagd op basis van de Participatiewet. De appellant, die zich meldde als dakloos, had zijn aanvraag ingediend op 3 maart 2016. De gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders, heeft de aanvraag afgewezen op 19 april 2016, omdat de appellant onvolledige informatie had verstrekt over zijn verblijfsituatie. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij tot de bijzondere doelgroep van dak- en thuislozen behoorde. De Raad baseerde zich op de onderzoeksbevindingen van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam, die had vastgesteld dat de appellant op verschillende locaties was aangetroffen, maar niet kon bewijzen dat hij een zwervend bestaan leidde. De Raad benadrukte dat het aan de appellant was om zijn verblijfsituatie te verduidelijken en dat hij had moeten melden als er wijzigingen waren in zijn verblijf.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. De Raad oordeelde dat het college terecht had besloten om de aanvraag om bijstand af te wijzen, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand op basis van zijn woon- en leefsituatie.