ECLI:NL:CRVB:2018:3521

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
17/6361 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verzoek tot beperking van kennisneming in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S.A.J.T. Hoogendoorn, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een verzoek van de korpschef van politie om beperking van de kennisneming van bepaalde stukken, met name brieven die namen en adressen van politieambtenaren bevatten. De korpschef stelde dat het belang van de persoonlijke levenssfeer van deze ambtenaren zwaarder weegt dan het belang van appellant bij toegang tot deze informatie. De Raad voor de Rechtspraak, Centrale Raad van Beroep, heeft op 8 november 2018 geoordeeld dat de gevraagde beperking niet gerechtvaardigd is. De Raad benadrukte het belang van het verdedigingsbeginsel en dat, indien nodig, in de publicatie van de uitspraak anonimisering van de gegevens zal plaatsvinden. De Raad heeft de korpschef uitgenodigd om de betreffende brief opnieuw in te zenden indien gewenst. De beslissing is genomen door C.H. Bangma, met P.W.J. Hospel als griffier.

Uitspraak

17.6361 AW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Beslissing inzake de toepassing van artikel 8:108, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8:29 van de Awb
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
Datum beslissing: 8 november 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.A.J.T. Hoogendoorn hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 september 2017, 17/2.
Mr. S.A.J.T. Hoogendoorn heeft zicht onttrokken als gemachtigde, waarna mr. M. Abdelkader zich als opvolgend gemachtigde heeft gesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Ook mr. Abdelkader heeft zich als gemachtigde onttrokken, waarna S.A. Hoogendoorn zich als gemachtigde heeft gesteld.
Bij brief van 1 oktober 2018, ingekomen op 4 oktober 2018, heeft de korpschef onder verwijzing naar afschriften van twee brieven van 18 april 2017, gericht aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant, een afschrift van een brief van – eveneens – 18 april 2017 gericht aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant ingezonden met het verzoek om met toepassing van artikel 8:29 van de Awb te bepalen dat alleen de Raad van de lijst met namen en adressen in laatst genoemde brief (brief) kennis mag nemen.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kunnen partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de bestuursrechter meedelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van stukken. De bestuursrechter dient ingevolge artikel 8:29, derde lid, van de Awb te beslissen of beperkingen van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2. Het bij de aangevallen uitspraak in stand gelaten bestreden besluit heeft betrekking op de plaatsing van appellant in het kader van een reorganisatie. Appellant heeft de ranking, de wijze waarop de ranking tot stand is gekomen en de plaatsing van politieambtenaren buiten de ranking om, als gevolg waarvan hij niet op zijn voorkeursfunctie is geplaatst, bestreden.
3. De korpschef heeft aangevoerd dat de gevraagde beperking van de kennisneming noodzakelijk is, omdat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de politieambtenaren zwaarder weegt dan het belang van appellant bij bekendmaking van de gegevens aan appellant en zijn gemachtigde. De brief bevat de namen en adresgegevens van zeven politieambtenaren en daarnaast de namen van drie politieambtenaren. De korpschef heeft erop gewezen dat voor eenieder inzichtelijk kan worden dat de genoemde ambtenaren werkzaamheden verrichten in het kader van vertrouwelijke politietaken.
4. Na kennis te hebben genomen van de in geding zijnde stukken is de Raad tot het oordeel gekomen dat het door de korpschef aangevoerde belang bij beperking van de kennisneming van de brief niet opweegt tegen het belang van appellant bij inachtneming van het verdedigingsbeginsel. De Raad voegt daar overigens aan toe dat, voor zover het nodig is om in de uitspraak van de Raad namen of adressen te vermelden, in de publicatie van de uitspraak anonimisering van deze gegevens plaats zal vinden.
5. De Raad komt tot de slotsom dat de beperking van de kennisneming van de brief niet gerechtvaardigd is.
6. De brief ten aanzien waarvan beperking van de kennisneming is verzocht, zal aan de korpschef worden teruggezonden met de uitnodiging deze brief desgewenst wederom in te zenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bepaalt dat de gevraagde beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend P.W.J. Hospel
md