ECLI:NL:CRVB:2018:3419
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende financiële onderbouwing
Op 30 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Appellant had een aanvraag voor bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend, maar deze werd afgewezen omdat hij niet voldoende verifieerbare bewijsstukken had overgelegd die aantonen hoe hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie. Hij had in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag een eigen bedrijf dat hij in 2007 moest beëindigen en sindsdien had hij een onduidelijke woonsituatie. Ondanks dat hij verklaringen van derden had overgelegd, was dit niet voldoende om aan te tonen dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2018 heeft appellant verklaard dat hij een slapende bankrekening had, maar dit werd niet onderbouwd met bewijs van de bank. Ook zijn verklaringen over schulden en huurachterstanden waren inconsistent en niet voldoende onderbouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond voor toewijzing was.
De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van griffier J.M.M. van Dalen, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2018.