Uitspraak
16.3228 WIA, 18/3236 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
van € 169,- aan haar vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar recht op een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellante, die als office manager werkte, had zich ziek gemeld na een val en ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv had vastgesteld dat zij met ingang van 20 november 2014 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar beperkingen te licht waren ingeschat.
De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak vernietigd. De Raad oordeelde dat het Uwv in zijn besluit onvoldoende rekening had gehouden met de medische situatie van appellante, waaronder haar hersenletsel, rug- en gewrichtsklachten, artrose en fibromyalgie. De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de belastbaarheid van appellante correct was vastgesteld. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante en bepaald dat het Uwv het griffierecht aan haar vergoedt.