ECLI:NL:CRVB:2018:3400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering op basis van medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een WIA-uitkering toe te kennen, werd bevestigd. Appellante, die sinds 26 april 2013 niet meer kan werken als koerier vanwege psychische en lichamelijke klachten, had in eerste instantie geen recht op een uitkering vastgesteld door het Uwv, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het Uwv had dit besluit genomen na zorgvuldig medisch onderzoek, waarbij de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 maart 2015 als basis diende.
Appellante heeft in beroep aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij niet in staat is de voor haar geselecteerde functies te vervullen. Ondanks het indienen van aanvullende medische informatie van haar behandelaars, waaronder neurologen en psychiater, heeft het Uwv geen aanleiding gezien om de eerdere beslissing te herzien. De rechtbank heeft het medisch onderzoek als zorgvuldig beoordeeld en geen reden gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling door de artsen van het Uwv.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende overtuigend heeft gemotiveerd dat de belasting in de voor de schatting gebruikte functies in overeenstemming is met de belastbaarheid van appellante. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.