ECLI:NL:CRVB:2018:3302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Maatregel bij onvoldoende medewerking aan onderzoek naar arbeidsmogelijkheden
Op 16 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Maastricht. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het college ongegrond werd verklaard. Appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had niet of onvoldoende meegewerkt aan een onderzoek naar zijn arbeidsmogelijkheden, wat leidde tot een maatregel van 100% verlaging van zijn bijstandsuitkering.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 13 oktober 2015 niet op een afspraak kon komen en dat hij op 21 oktober 2015 wel aanwezig was, maar weigerde het gesprek in de spreekkamer te voeren. Het college had de bijstandsverlaging opgelegd omdat appellant niet had meegewerkt aan het onderzoek naar zijn re-integratiemogelijkheden. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het college terecht had gehandeld.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij vrijgesteld was van zijn verplichtingen en dat het college hem niet kon verwijten dat het gesprek niet doorging. De Raad oordeelde echter dat er geen bewijs was dat appellant was vrijgesteld van zijn verplichtingen en dat zijn weigering om het gesprek in de spreekkamer te voeren, de reden was dat het gesprek niet kon plaatsvinden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor een veroordeling tot schadevergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan onderzoeken naar arbeidsmogelijkheden voor bijstandsontvangers en de gevolgen van onvoldoende medewerking.