ECLI:NL:CRVB:2018:3300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm op bijstandsverlening aan appellante met inwonende zoon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW), heeft bezwaar gemaakt tegen de toepassing van de kostendelersnorm op haar bijstandsverlening. Deze norm houdt in dat de bijstandsverlening wordt verlaagd wanneer er meerdere personen in één huishouden wonen, in dit geval haar meerderjarige zoon die ook bijstand ontvangt. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de bijstand van appellante gewijzigd en teruggevorderd, wat leidde tot de rechtszaak.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar zoon beiden recht hebben op bijstand, maar dat de kostendelersnorm van toepassing is. Appellante heeft aangevoerd dat deze norm inbreuk maakt op haar eigendomsrecht, maar de Raad oordeelt dat de wetgever een legitieme doelstelling heeft met de kostendelersnorm, namelijk het waarborgen van de houdbaarheid van het bijstandsysteem. De Raad concludeert dat de toepassing van de kostendelersnorm gerechtvaardigd is en dat de terugvordering van de bijstandsuitkeringen terecht is. De rechtbank heeft de beroepen van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwicht tussen het recht op bijstand en de doelstellingen van de wetgever om de sociale zekerheid te waarborgen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.